Etalagebenen is de volksterm voor symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden, ofwel claudicatio intermittens. Hierbij voeren de slagaders in uw benen te weinig zuurstof aan voor de spieren die u gebruikt bij het lopen. Dit komt omdat deze slagaderen vernauwd zijn. Een vernauwing ontstaat door slagaderverkalking.

De termt etalagebenen is bedacht omdat patiënten zich een houding willen geven als zij noodgedwongen moeten rusten. Zij kijken dan bijvoorbeeld in de etalage van een winkel.


Etalagebenen
Claudicationetwerk

Waar komt de pijn in de benen vandaan?

De beenslagaders vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de benen. In de loop van de jaren kan slagaderverkalking (medische term: atherosclerose) vernauwingen of verstoppingen in de slagaders veroorzaken. Uiteindelijk kan er een flinke vernauwing ontstaan; een zogenaamde stenose. Op de plaats van de stenose kan minder bloed passeren. Door de beschadiging van het bloedvat en de trage stroomsnelheid van het bloed kunnen bij zo'n vernauwing gemakkelijk stolsels vormen. Zo'n stolsel kan een bloedvat uiteindelijk geheel afsluiten, dit heet een occlusie. Bij inspanning van de beenspieren (lopen, rennen, traplopen) neemt de vraag naar zuurstofrijk bloed toe. Heeft u vernauwingen in de slagaders? Dan komt er te weinig bloed met zuurstof bij de spieren. Er ontstaat een zuurstoftekort in de spieren. Het zuurstoftekort veroorzaakt de pijn in uw been. Met rust verdwijnt de pijn weer.

Wat is de oorzaak?

Risicofactoren voor vernauwingen in de (been)slagaders zijn:

  • roken
  • hoge bloeddruk
  • diabetes mellitus (suikerziekte)
  • een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed
  • overgewicht
  • weinig lichaamsbeweging

Ook erfelijke aanleg en leeftijd spelen een rol.

 

 

 

Diagnose en onderzoek bij perifeer arterieel vaatlijden (PAV)

Indien uw klachten passen bij etalagebenen moet er verder onderzoek verricht worden om de aandoening vast te stellen en de ernst hiervan te bepalen.

Diagnostiek     

De arts zal bij lichamelijk onderzoek een vergelijking maken tussen het zieke en het gezonde been. Hierbij wordt onder meer gekeken naar kleurverandering en kleurverschil, beharing, nagels en temperatuurverschillen. Ook zal hij/zij aan de voet controleren of de slagader voelbaar klopt (pulsaties). Als de arts geen pulsaties voelt in de voet, dan zal hij/zij met een eenvoudig onderzoek, namelijk het meten van de enkel/arm-index, de vermoedelijke diagnose bevestigen.

 

Bij een enkel-arm index onderzoek worden de (slag)aders in uw benen onderzocht. Met behulp van geluidsgolven wordt geluisterd naar de bloeddoorstroming. Vervolgens meet de laborant de bloeddruk in beide benen. Afhankelijk van uw conditie doet u ook een looptest op een lopende band. Tijdens deze test geeft u aan wanneer en waar u pijn krijgt bij het lopen.

 

 

 

 

Looptherapie, nr. 1 behandeling

Met motivatie, wilskracht en doorzettingsvermogen komt u (meters) verder! 

Looptraining heeft het beste resultaat als u onder begeleiding van een gespecialiseerde oefen- of fysiotherapeut aan de slag gaat. Om de pijnklachten te vermijden, gaan veel mensen op een inefficiënte manier lopen. Dit kost veel extra energie en zuurstof. Bovendien kan een verkeerd looppatroon blessures veroorzaken, waardoor langdurig niet kan worden gelopen. Looptraining onder begeleiding van een oefen- of fysiotherapeut verbetert de looptechniek. Een betere looptechniek zorgt voor een afname van het zuurstofverbruik en draagt daarmee weer bij aan het verminderen van de pijnklachten.

 

Werkwijze

De oefen- of fysiotherapeut bespreekt uw klachten en met name uw (beperkte) bewegingsmogelijkheden. Ter ondersteuning wordt een aantal vragenlijsten afgenomen. Voor het vaststellen van uw maximale loopafstand en conditie doet u een test op de loopband. Dit onderzoek wordt gedurende de trainingsperiode regelmatig herhaald om het effect van de looptraining te bepalen. Op basis van de resultaten van de looptest en uw klachtenpatroon stelt de therapeut samen met u een persoonlijk trainingsschema op. De eerste weken wordt u intensief begeleid, zo'n 2 tot 3 keer per week. Het trainingsschema bestaat niet alleen uit lopen, maar ook uit fietsen, spierversterkende oefeningen en indien nodig aanpassing van het looppatroon. Daarna wordt de begeleiding langzaam afgebouwd en gaat u zelfstandig trainen. Dit zelfstandig trainen gaat volgens een vooraf opgezet trainingsschema. Voor het behoud van het behaalde resultaat is het uitermate belangrijk om dit trainingsschema dagelijks te onderhouden en een gezonde leefstijl te ontwikkelen.